Al voor de derde keer op rij geven de uitgeverijen Wereldbibliotheek, Nieuw Amsterdam en Podium ter gelegenheid van de Boekenweek een bundel uit met gedichten van hun dichters.
De gedichten hebben een vaste vorm, de eerste keer een sonnet, de tweede keer een epigram en ditmaal mochten we aan de slag met het rondeel.
Het boekenweekthema van dit jaar was Eerste liefde.
Hieronder mijn resultaten van de afgelopen drie jaren.
HAANLOZE MAN (uit: REBELSE SONNETTEN 2020)
Ze hebben mijn haan uit het nachthok gehaald.
Zak over zijn kop, touw om zijn poten.
Bang heb ik tot zwijgen besloten;
het alziende donker heeft leergeld betaald.
De wereld versliep zich. De zon is bestolen.
Het vuur is eruit nu mijn haan mij verliet.
Het morgenrood stokt. Alleen in het riet
glinstert iets, heeft de buit zich verscholen.
Siert hij een torenspits nu of moet hij voortaan
zijn snavel en klauw in een medehaan slaan?
Ik mis zijn fier standpunt, zijn vroege stampij.
Sindsdien wekt de krant in de brievenbus mij.
Ik blader en lees, maak me druk als een haan,
verstikt in een zak hier mijlen vandaan.
MARKTWAARDE (uit: TWEEPIGRAMMEN 2021)
Betaalt u per vers?
De hele oogst? Niet?
Wilt u ze kersvers
of juist gerijpt,
soortgelijk of divers,
gebundeld, op losse vellen?
Of prikkelt u mij pervers
door slechts het aantal te tellen?
Over het thema EERSTE LIEFDE (2022) schreef ik twee versies.
De tweede is in de bundel terechtgekomen.
versie 1
Dank dat je in het lichaam paste dat ik schiep.
Je was nog nauwelijks te zien, dat hoefde niet;
aan je voetstap had ik al genoeg. Diep
verscholen in je jas liet jij je liever raden;
Ik meende dat jij ’t liefst onzichtbaar was.
Dank dat je in het lichaam paste dat ik schiep.
Ik schetste je contour en liet je gestalte baden
in een bad van taal, maar het eind van het verhaal
was dat ik jou verkreukeld terugvond in een lade,
in zwart-wit nog, een spichtig kind, de blik brutaal.
Dank dat je in het lichaam paste dat ik schiep.
versie 2
Dank dat je in het lichaam paste dat ik schiep.
Je was nauwelijks te zien, dat hoefde niet;
aan jou bij mij te voelen had ik al genoeg. Diep
verscholen in je vacht liet jij je liever raden;
Ik meende dat jij ’t liefst onzichtbaar was.
Dank dat je in het lichaam paste dat ik schiep.
Ik was je constant kwijt. Ik kon je niet versmaden,
maar zocht je niet. De nacht ging met je aan de haal
tot ik je als nietig propje terugvond in een lade,
vervaald en kaal met in één oogkas nog een kraal.
Dank dat je in het lichaam paste dat ik schiep.
Vind ik leuk:
Like Laden...